| 
 geopenbaard had: het waren 6 vervloekingen en 6 zegeningen 
(Deut. 11, 29; 27, 12-26; Jos. 8, 30-35). 
Ook de besnijdenisheuvel van de Israëlieten (Jos. 5, 2-3), met een 
eigen muur omringd, lag nabij deze plaats. 
Naar aanleiding daarvan werd mij de dood van Mozes getoond; 
hij stierf op een kleine, steile heuvel, die in de schoot van het 
gebergte Nebo tussen Arabië en Moab ligt. Het Israëlitische leger 
lag in een wijde omtrek verspreid; slechts enige afdelingen 
hadden post gevat verder het dal in, dat de heuvel omgaf. Die 
heuvel was geheel met een gewas als eiloof (= klimop) overdekt, 
alsook met korte, kroezige struiken, zoals jeneverstruik groeit. 
Mozes moest zich aan deze struiken vasthouden om op de top te 
geraken; Josuë en Eliëzer vergezelden hem. 
Ik weet niet meer alles wat met hem gebeurde; ik meen dat hij een 
visioen had van God, dat de anderen niet zagen. 
Hij overhandigde aan Josuë een rol, waarop 6 vervloekingen en 6 
zegeningen geschreven waren, die hij in het Beloofde Land aan 
het volk bekend moest maken. Na hen vervolgens omhelsd te 
hebben, beval hij hun weg te gaan en niet meer om te zien. 
Nu knielde hij met uitgestrekte armen neer en zonk op zijn zijde 
ter aarde. Ik zag deze onder hem opengaan en hem daar als in een 
schoon graf omsluiten. 
Toen Mozes bij Jezus’ Gedaanteverandering op de Tabor 
verscheen (nrs. 1192-1198), zag ik hem van deze plaats naar die 
berg komen. 
Josuë las de 6 zegeningen en vervloekingen voor aan het volk. 
318. 
Te Gilgal wachtten vele vrienden van Jezus op Hem in een 
herberg, waar zij Hem ontvingen. Lazarus, Jozef van Arimatea, 
Obed, een zoon van de weduwen van Nazareth en anderen wasten 
Fascikel 11 
298 
 |