| 
 moesten zij door de doop in hun HARTEN besneden 
zijn (cfr. Deut. 30, 6; Jerem. 6, 10; 9, 26). Jezus sprak ook 
nog van de vervulling der Wet. 
De dopelingen traden hier niet geheel in het water; zij bogen er 
maar het hoofd boven; zij kregen ook geen geheel doophemd; er 
werd hun slechts een witte doek over de schouders gelegd. 
De leerlingen gebruikten geen schaal met drie groeven, zoals 
Joannes, maar zij schepten driemaal met de hand uit een bekken 
dat men hun voorhield. 
Jezus had het water gezegend en van het water uit zijn doopvijver 
erbij gegoten. Er waren wel 30 dopelingen. Wanneer zij de 
badplaats verlieten en buitenkwamen, waren zij vol vreugde en 
troost en zegden ontroerd dat zij wel voelden dat zij de H. Geest 
ontvangen hadden. Jezus trok onder toejuichingen naar Gilgal ten 
sabbat (= naar de sabbatoefening op de vooravond in de 
synagoge). 
319. 
13 oktober; Sabbat. – 
Op de sabbat zag ik Jezus met een talrijk gevolg en onder 
geestdriftige toejuichingen naar de synagoge van Gilgal gaan; 
ze lag aan de oostzijde van de stad (of hoofdwijk); ze was ook 
zeer groot en oud; er waren drie scholen boven mekaar; het 
gebouw vormde een rechthoek met gebroken hoeken en was dus 
eerder een achthoek. 
Op ieder der drie verdiepingen lag een gaanderij of gang langs 
buiten en de trappen naar die gaanderijen waren buiten tegen de 
muur aangebouwd. Boven in de stompe hoeken van het gebouw 
waren langwerpig ronde nissen, waarin men kon staan en een ver 
uitzicht genoot. 
(De tekening hieronder tracht aan te duiden hoe wij ons deze  
beschrijving kunnen voorstellen.  Wat de gebroken hoeken betreft  
met de holten waarin men staan kan, misschien werpt een moderne  
Fascikel 11 
300 
 |