background image
Loofhuttenfeest.
322.
Nog 14 oktober = 13 Tisri. –
Met een twintigtal gezellen trok Jezus op 14 oktober over de
vlakte of het hoogveld Gilgal een paar uren noordwaarts. Dan
vaarden zij op een boomstam (vlot van boomstammen?) over een
beek. (Het ligt voor de hand dat het de aanzienlijke beek
Noeëmeh was, zie kaart nr. 298).
Vervolgens gingen zij door een woud en wendden zich nu
oostwaarts op een weg die naar de Jordaan liep; zij vaarden er
over op een vlot, waarbij zij zich van roeispanen bedienden.
Rondom was het vlot voorzien van banken die aan de balken vast
waren. In het midden waren een paar bakken aangebracht, waarin
men gewoonlijk kamelen plaatste, die anders tussen de balken in
het water getrapt zouden hebben; er was daarin voor 3 kamelen
plaats; nu waren er gene op; de Heer was met de leerlingen alleen;
het was avond en men gebruikte fakkels bij de overvaart.
Jezus vertelde de parabel van de zaaier, waarop Hij
ook de volgende dag nog terug zou komen.
Fascikel 11
306