323.
Zij landden op een plaats waar tollenaarshuizen stonden (aan de
zuidkant van de rivier Nimrin, waar ook nu nog een hoofdweg
voorbijloopt en waar later Joannes’ derde doopplaats zal komen,
zie kaart hieronder op voorzijde).
Er liep hier een grote weg, die uit de streek van Kedar (of uit het
oosten) afdaalde. Een dal (Nimrin) liep in die richting.
Jezus nam hier zijn intrek bij tollenaars (die hier bij de grote weg
op een gepaste plaats woonden en) die reeds Joannes’ doop
ontvangen hadden. Verscheidene van zijn gezellen waren over
zijn gemeenzaamheid met dit verachtelijke mensenras
verwonderd en bleven vol schrik achteruit. Jezus en de leerlingen
echter sliepen hier en werden gastvrij en ootmoedig door de
tollenaars geherbergd. Hun huizen lagen aan de weg in het dal
dicht bij de Jordaan; een weinig verder stonden de herbergen voor
de kooplieden en hun kamelen. Voor ‘t ogenblik waren hier zeer
veel kooplieden, want wegens het loofhuttenfeest dat morgen
(avond) begon, mochten zij niet reizen; het waren meestal
heidenen, maar nochtans moesten zij op de feestdagen rusten.
De tollenaars vroegen Jezus wat zij met het onrechtvaardig
verworven goed moesten aanvangen. Jezus zegde dat het
Fascikel 11
309
|