zag ik Hem op deze dag zijn weg voortzetten in het dal (Nimrin).
Weldra kwam Hij bij een rij huizen, die aan beide zijden wel een
half uur ver aan de weg lagen en wel hoger en lager, geheel
ongelijk. Deze weg leidde naar Dibon, waarvan deze huizenrij
een voorstad scheen. In al deze huizen werd het loofhuttenfeest
gevierd. Ter zijde van de huizen stonden groene hutten van
boomtakken met bloemenruikers, kransen van vruchten en
druiventrossen versierd. Aan de ene zijde van de weg zag ik de
loofhutten en de kleinere hutten van de vrouwen afgezonderd, en
aan de andere zijde de slachthutten; zij brachten alle spijzen over
de weg. Op de weg trokken ook scharen van kinderen van de ene
loofhut naar de andere; zij maakten muziek en zongen; zij waren
met kransen getooid en hadden driehoekige instrumenten met
ringen, waarmee ze klingelden; andere driehoekige instrumenten
waren met snaren bespannen en zij hadden ook een
blaasinstrument, waaruit vele buizen kwamen, die als slangen
gekronkeld waren105.
Jezus vertoefde hier en daar om te leren; de mensen
brachten Hem en de leerlingen ook spijzen, b.v. druiventrossen
aan stokken hangend en door twee mannen gedragen.
105 Eigenlijk is het eerst morgen loofhuttenfeest, maar het begint de avond te
voren en wel tamelijk vroeg in de namiddag.
Zo werd het avondoffer in de tempel om 3 uur in de namiddag geslacht.
Dat het loofhuttenfeest reeds gevierd werd, kan men dus zo verklaren dat
het werkelijk in de gevorderde namiddag begonnen was, ofwel zo, dat men
overal druk met de bereiding bezig was en de kinderen het spelenderwijs bij
voorbaat begonnen te vieren.
Doch Christus schijnt wel tamelijk laat bij Dibon aangekomen te zijn.
De rij huizen stelle men zich best voor bij of te Nimrin, thans Sjoena geheten
en liggend aan de rand van de grote weg.
Twee km verder wordt het dal breder, doordat een andere vallei vanuit het
zuidoosten, in het dal Nimrin uitmondt. Op die breder plaats vindt men de
heuvel Moesta en daarop zal de synagoge gelegen hebben.
Een km meer noordelijk ligt de heuvel Beleibil en op deze lag Dibon. (zie nr.
322).
Fascikel 11
311
|