vrijgekocht en verlost had. Met hen zou Hij dan tot zijn Vader
terugkeren.
Anderzijds zullen allen, zegde zij, die zijn voldoening en
verlossing niet aannemen en in hun boze werken volharden, in het
vuur geworpen worden, wanneer Hij zal wederkomen om
levenden en doden te oordelen.
Zij sprak ook over Lazarus’ dood en opwekking:
“Hij verlaat de aarde, zei zij, en hij ziet alles af, en zij wenen om
hem, alsof hij niet meer zou weerkeren, maar de Zoon roept hem
terug en hij arbeidt in de wijngaard.”
Zij zei over Magdalena:
“De dienstmeid is in de verschrikkelijke woestijn waarin de
kinderen van Israël waren, in die schromelijke plaats, waar de
Israëlieten door moesten trekken, na zich weer aan een misdrijf
schuldig gemaakt te hebben. Elf dagen trokken zij door die
woestijn, die zo gruwzaam was dat nooit een mens er de voet had
gezet, maar in een andere woestijn zal zij alles door
boetvaardigheid herstellen.”
Zichzelf noemde zij een gevangene in het lichaam (cfr. Ps. 141,
8). Zij wist niet dat dit leven hier het normale leven was, (daar zij
het eerder als een dood en kerker beschouwde).
Ook wenste zij vurig naar huis te gaan. Alles was hier zo nauw,
zo verstikkend en niemand die haar verstond.
(Visionairen die uit de extase terugkeren hebben de indruk dat dit
leven een schemering, een mist, een droom, een onwerkelijkheid is
zonder orde en samenhang, enz.).
Haar omgeving scheen blind te zijn. Nochtans wilde zij nog
langer blijven en alles met berusting verduren, omdat zij meende
niets beters te verdienen.
Jezus sprak zeer minzaam met haar, troostte haar en
zei: “Gij zult na Pasen, als ik hier terugkeer, naar uw
huis en land terug mogen gaan.” Zij knielde voor Hem
Fascikel 11
328
|