| 
 en Hij zegende haar; Hij legde de handen op haar, en me dunkt 
dat Hij ook iets uit een fles over haar hoofd gegoten heeft, maar ik 
weet niet juist of het olie of water was. Eenmaal kwam de 
gedachte bij mij op dat het de doop kon zijn, maar nu kan ik daar 
niets zekers over zeggen; het bleef mij duister en nu geloof ik dat 
ik het niet weten moest. 
Na een ogenblik zwijgen, vertelde de zienster verder:   
334. 
De zwijgzame Maria was een zeer heilig persoon, doch niemand 
doorzag of begreep haar; zij leefde in een wereld van gezichten 
over het verlossingswerk, waar niemand nog geen gedachte of 
vermoeden van had, maar dat zij verstond als iets zo 
vanzelfsprekend, dat ook een kind het moet verstaan; men hield 
haar voor krankzinnig. 
Na haar het tijdstip van haar dood meegedeeld te 
hebben met de woorden: “Als Ik na Pasen hier 
terugkeer, zult gij uit uw gevangenis naar huis 
mogen gaan.”, zalfde Jezus haar lichaam in 
voorbereiding op haar dood. Men kan hieruit besluiten dat 
de zalving van het lichaam zulk geen geringe zaak is als vele 
mensen het menen. Jezus nu had medelijden met de zwijgzame 
Maria, die als vermeende krankzinnige geen zalving te 
verwachten had, want haar heiligheid was een geheim. 
Jezus zond nu de stille Maria weer heen en zij keerde 
naar haar woning terug. 
Hierna onderhield Jezus zich nog met de mannen 
over de doop van Joannes en de doop van de H. Geest. 
Ik herinner me geen groot verschil tussen de doop van Joannes en 
de eerste doop van Jezus’ leerlingen. Deze laatste bewerkte 
evenwel doeltreffender de vergiffenis van de zonden. Ook heb ik 
geen dopelingen van Joannes vóór de nederdaling van de H. Geest 
herdoopt zien worden met de doop van Jezus. 
Fascikel 11 
329 
 |