In de bergspelonk bij Jachza.
29 oktober, derde dag. –
Ik zag Jezus in de wildernis in een enge bergspelonk in het gewest
van Jachza. Geknield volhardde Hij in voortdurend
gebed; Hij zag naar omhoog en sprak tot zijn hemelse
Vader; ik zag hoe Hem hier alle zonden van de
wereld voor ogen kwamen en het verval van de
mensen van het eerste begin af. Dit kwam als zware dichte
onweerswolken over Hem en Hij zag alles wat Hij
daarvoor te lijden zou krijgen, wat er gewonnen zou
worden, wat er verloren zou gaan; er kwamen ook
weer engelen tot Hem.
Ik zag satan rondsluipen; hij naderde tot de ingang van de spelonk
en maakte gerucht; hij kwam in de gedaante van een zoon der
weduwen, die door Jezus bijzonder bemind werd; hij dacht dat
Jezus er zich aan zou ergeren dat de leerling Hem tegen zijn
verbod in gevolgd was. Dit was zeer belachelijk en dom voor
satan; Jezus zag niet eens naar hem om. Satan keek naar binnen
en kraamde een hoop leugens uit aangaande Joannes de Doper,
die, naar zijn zeggen, zeer boos op Jezus geworden was, omdat hij
vernomen had dat Hij hier en daar liet dopen, ofschoon dit zijn
zaak niet was.
30 oktober. –
Niets verhaald over Jezus’ vasten.
Fascikel 11
337
|