| 
 bidden; ik kon alles zien, want Hij was omgeven door 
licht. 
Opeens daalde van de hemel een gedruis en stroomde er een vloed 
van licht de spelonk binnen en in dat licht daalde een talrijke 
schaar van engelen af, die allerhande voorwerpen en werktuigen 
droegen. Ik voelde mij overweldigd en zo tegen de rotswand 
geklemd, dat ik er mij als ingedrukt voelde; met een 
gewaarwording alsof ik verzonk begon ik dan te roepen: “Ik 
verzink! ik zal hier naast mijn Jezus verzinken.” 
Hierop werd ik wakker, ontstak mijn licht, hoorde de klok slaan en  
beschouwde dan in wakende toestand het volgende:   
De engelen bogen zich voor Jezus, vereerden Hem en vroegen 
Hem of zij hun opdracht mochten vervullen; zij vroegen Hem ook 
of het nog zijn wil was voor de mensen als mens te lijden, zoals 
dit zijn wil was geweest, toen Hij uit de schoot van zijn hemelse 
Vader neerdaalde om het vlees in de schoot der H. Maagd aan te 
nemen (cfr. Hebr. 10, 5-9; Ps. 40, 7-9). 
Nadat Jezus toegestemd en zijn lijden opnieuw 
aanvaard had, richtten de engelen een hoog kruis 
voor zijn ogen op, waarvan zij bij hun aankomst de 
stukken uiteengelegd droegen. Dit kruis was in de vorm, 
zoals ik het altijd zie, en wel uit vier stukken bestaande, zoals ik 
in mijn gezichten steeds de kruiswijnpersen zie. 
Het bovenste deel van de kruisstam nl., dat tussen de beide 
ingezette armen omhoogstak, was ook een afzonderlijk stuk. 
Ik geloof zowat 25 engelen daarbij gezien te hebben: 
- 
5 droegen de onderste stam van het kruis, 
- 
3 het bovendeel, 
- 
3 de linker- en 
- 
3 de rechterkruisarm; 
- 
3 de blok waarop zijn voeten stonden, 
Fascikel 11 
339 
 |