| - 3 droegen een ladder, - 1 andere een korf met allerhande touwen en gereedschappen en - de overigen droegen - de speer, - het riet, - de gesels, - de doornenkroon, - de nagelen en ook - al zijn spotklederen, ja, alle foltertuigen die in zijn lijden zouden voorkomen. Dit kruis was als hol; men kon het opendoen, zoals een kast en deze was in al haar delen met ontelbare, veelsoortige foltertuigen opgevuld; doch in het midden, waar Jezus’ Hart gebroken en doorstoken werd, zag men een dooreenvlechting van alle mogelijke zinnebeelden en voorstellingen van pijnen. Deze waren daar door de meest verscheiden werktuigen uitgedrukt, en ook de kleur van het kruis was op dat punt die van bloed; ze liet de aangrijpendste en smartelijkste indruk na. De overige delen en plaatsen van het kruis waren, volgens de aard en graad van het voorgestelde lijden, verschillend en smartelijk gekleurd, en aan die kleur was te zien welke pijn daar geleden zou worden. En alle smarten liepen uit al die plaatsen in stralen naar het Hart. Ook de werktuigen waren op al die plaatsen het ZINNEBEELD en als de belichaming van de daar te lijden toekomstige pijnen. Zo waren er ook vaten met gal en azijn in het kruis, doch ook zalven, mirre en iets als reukkruiden, die waarschijnlijk op zijn dood en begrafenis betrekking hadden. Bovendien hingen er een menigte van lange, ontvouwde rollen in, ter breedte van een hand, en eveneens verschillend gekleurd, waarop allerlei smarten en folterwerken geschreven stonden; de kleuren duidden de verschillende graden en soorten van duisternis Fascikel 11 340 |