343.
30 november = 1 Kislew; Nieuwe Maan. –
Ik zag Jezus heden weerom in een bekoring; Hij begon meer
honger te krijgen en voornamelijk dorst. Ik zag Hem, weliswaar,
enige malen verkwikt worden door engelen, doch nooit eten of
drinken. Ook zag ik Hem nooit buiten de spelonk. Hij scheen
niet magerder geworden, maar uiterst bleek. Ik zag de satan in de
gedaante van een oude, vrome kluizenaar tot Hem naderen en
Hem zeggen: “Ik heb zo’n geweldige honger, ik bid U, geef me
toch van de vruchten die daar voor de spelonk op de berg staan,
want ik wil er geen van plukken zonder dit eerst aan de eigenaar
te vragen.” Hij deed alsof hij Jezus voor de bezitter van de
vruchten aanzag. “Laten wij daarna, vervolgde hij, samen over
heilige onderwerpen zitten spreken. ” – Niet bij de ingang, maar
aan de andere zijde, aan de oostkant, stonden op enige afstand
vijgen en een soort van vruchten als noten, doch met zachte
schalen, gelijk de mispelen er hebben (granaatappelen?) en ook
bessen.
Jezus antwoordde: “Wijk van Mij, je bent een
leugenaar van het begin af en laat geen schade op
de vruchten na.” Toen zag ik de kluizenaar in een kleine
donkere gedaante, een boog beschrijvend, over de berg
wegvluchten en een zwarte damp van zich afgeven; ik wist niet
dat hij schade op vruchten kon nalaten; ik dacht vroeger dat hij
alleen stank naliet.
In verband met het feest van de apostel Andreas op heden, zegde
zij: Andreas is heden bij een broer of halve broer geweest118, die
hij, benevens Petrus, nog had en die ook een leerling geworden is.
Andreas sprak met hem en verkeerde in een droevige stemming.
118 Die halve broer van Andreas en Petrus heette Jonatan, zoals we zullen
vernemen in fasc. 12, nr. 371 en nr. 392.
Fascikel 11
355
|