background image
Tot nog toe had ik op die torens niet gelet119. Deze toren stond
aan de Westzijde van de Tempelberg, tegenover de burg Antonia.
(In fasc. 8, deel ‘De Tempel’ zou die toren getekend moeten
worden aan het westeinde van de dubbele parallelle lijn die de
gracht voorstelt. K. zegt ook ‘naar Sion toe’, maar dit is dan weer
ruim te interpreteren; juister ware gezegd: ‘naar Kalvarië toe’, zie
grote kaart 3).
De Tempelberg viel daar zeer steil af120.
119 Vier torens op de 4 hoeken. Hier is sprake van het Tempelplein zoals het
was vóór zijn uitbreiding door Herodes.
Flavius Josephus vermeldt de toren van de zuidoost- en de zuidwesthoek.
Het bestaan van een toren bij de noordoosthoek blijkt uit de archeologie, ter
plaats waar de Arabieren nu de ‘troon van Salomon’ aanwijzen (zie fasc. 8,
plaat over de tempel).
De laatste der vier torens lag een 100- of 110-tal meters ten zuiden van de
burcht Antonia, tot waar Herodes later het Tempelplein uitbreidde en die nu
op de hoek kwam te liggen.
120 Tempelberg loopt daar steil af. – De steun- of grondmuur zit nu 22 m diep
in de grond. Het Tempelplein beheerste om zo te zeggen, loodrecht de
vallei, die nu veel van haar diepte verloren heeft.
Bij die vroegere hoek was, volgens Flavius Josephus (Ant. III, 73), de
noordelijkste van de 4 westelijke poorten van het plein.
“Men moest, zegt hij, vele treden afdalen naar de bodem van de vallei en
dan evenveel treden weer opgaan om in de stad te komen, die tegenover de
tempel lag. In Christus’ tijd was die vallei nog maar weinig opgevuld.” (H.L.
1948, blz. 18).
“De westelijke grondmuur was in zo’n diepe vallei gebouwd, zegt Flavius
Josephus (Ant. III, 383), dat hij 400 el hoog was.”
(= 200 m; men versta: 200 m boven de bodem van de vallei uitstak; ook zo
verstaan, sluit deze uitspraak nog een grote overdrijving in).
De plaats was goed gekozen, want op die toren zag men onder zich de
gehele laagstad liggen, het meest bevolkte gedeelte van Jeruzalem;
aanstonds zouden de mensen samengestroomd zijn om Jezus te
bewonderen, terwijl de zuidoosthoek van het Tempelplein, thans zo
imposant, uitstak boven een nagenoeg verlaten wijk.
Toch stellen de exegeten zich gaarne de scene op deze laatste hoektoren
voor.
Fascikel 11
360