tuin van een Esseen, die eertijds hier gewoond had;
ook Elias heeft zich hier enige malen opgehouden;
die boom stond achter de spelonk, niet ver van de steilste helling.
Aan zulke bomen worden driemaal in het jaar insnijdingen
aangebracht, waaruit dan balsem druipt, telkens in een mindere
hoeveelheid.
345.
Satan plaatste de Heer op de hoogste spits van de berg, op een
overhangende, ontoegankelijke klip, die nog hoger is dan de
spelonk; het was reeds nacht, doch terwijl satan om zich heen
wees, was het klaar waar hij wees en men zag de wonderbaarste
gewesten van de wereld in alle richtingen. De duivel sprak Jezus
nu ongeveer toe als volgt: “Ik weet het, Ge zijt een groot leraar en
Gij wilt nu leerlingen verzamelen om Uw leer te helpen
verspreiden. Zie al die heerlijke landen daar liggen. Zie welke
machtige volkeren daar leven en zie hoe hier dichtbij Judea zo
klein en onbeduidend is. Ga liever naar die heerlijke landen, ik
geef ze U allemaal, indien Gij neerknielt en mij aanbidt.”
Met dit aanbidden bedoelde de duivel een gebruikelijke
vernedering, waaraan de Joden en vooral de Farizeeën zich voor
hoge personen en koningen gaarne onderwierpen, wanneer zij iets
van hen verkrijgen wilden. De duivel had hier maar een
verwijderde, onrechtstreekse bekoring voor, gelijk toen hij onder
de gedaante van een hofbeambte van Herodes uit Jeruzalem tot
Jezus kwam en Hem naar Herodes’ paleis ontbood, onder
voorwendsel Hem daardoor in zijn onderneming te steunen.
Terwijl satan aldus rondwees, zag men grote landen en zeeën,
vervolgens vele steden, waarin koningen met pracht en praal
triomfantelijk binnenrukten aan het hoofd van grote legers en te
midden van hun hovelingen. Men zag dit alles zo duidelijk, alsof
men er bij was, ja, nog duidelijker; men voelde zich werkelijk
overal bij tegenwoordig en als het ware in die landen verplaatst.
Elk tafereel, elk volk onderscheidde zich door eigen glans en
pracht, zeden en gebruiken.
Fascikel 11
362
|