wij uit de context opmaken met het oog op nr. 5 en 10 in de
VOORREDE. Dit baart hier geen enkele moeilijkheid.
Volgens K. Emmerick hebben te Mizpa ten zuiden van Jeruzalem
plaats gehad:
a) de bijeenkomst van Israël tegen de stam Benjamin (Recht. 20,
1). Men kan die bijeenkomst moeilijk veronderstellen in de
stam zelf, waartegen zij kwamen strijden.
b) Daar kwam Samuel zijn ambt als rechter uitoefenen (I Sam. 7,
16). Daar hij dit ook deed te Gilgal en te Betel, zouden Mizpa
en Betel te dicht bij elkaar gelegen hebben, indien men Mizpa
ten noorden van Jeruzalem, of zelfs van Rama veronderstelt;
het zouden buursteden geweest zijn, waarvan ene overbodig
voor de rechtspraak.
c) Te Mizpa bij Bethlehem heeft Judas de Makkabeeër zijn leger
bijeen geroepen, en wel, naar het schijnt, omdat het een plaats
was van gebed, een soort bedevaartsoord (I Makk. 3, 46).
Om de laatste reden kunnen wij in dit Mizpa de scène uit I
Sam. 7, 5-7 en ook die uit I Sam. 10, 17-25 lokaliseren. Ook
de stichting van een klooster op die plaats in later tijd werd
door dit heiligheidskarakter wellicht beïnvloed.
d) Bijzonder zinvol wordt de passage van Jeremias 31, 15 (cfr.
Mt. 2, 18), wanneer wij bij Bethlehem, te Mizpa het Rama uit
genoemde passages lokaliseren. Het verschil van betekenis
tussen Mizpa en Rama is een kleine nuance.
In de eerste christelijke eeuwen werd die plaats zelfs Rama
geheten, zoals uit de kaart van Madaba blijkt.
Het graf van Rachel ligt tussen Bethlehem en Mizpa of Rama.
Ook hebben de joodse immigranten aan die plaats of heuvel
weer de naam Rama gegeven: Ramat-Rachel.
Op grond van al het voorgaande mogen wij in alle ernst en met
een quasi-zekerheid besluiten: Daar lag Mizpa, daar op die
heuvel. De ruïnen Salih zijn resten er van.
Fascikel 11
374
|