| 
 de Grieken vóór een 50-tal jaren begonnen een nieuwe kapel te 
bouwen, zonder die tot nog toe te hebben kunnen voltooien. 
Ook menen vele onderzoekers dat op die top de vesting Doch 
heeft gestaan, waar Ptolemeüs zijn schoonzoon, de Makkabese 
hogepriester en vorst Simon op een feestmaal uitnodigde, waarop 
hij hem met twee van diens zonen om het leven bracht (135 vóór 
Chr., I Makk. 16). 
De juistheid van de lokalisering van de berg van Jezus’ vasten 
wordt in D.B. bij ‘t woord ‘Quarantaine’ door een Palestina- 
kenner kort samengevat; wij geven er het essentiële van terug. 
Het staat vast dat de kruisvaarders in die bepaalde berg ‘de berg 
van Jezus’ vasten’ herkend hebben. 
Dit blijkt b.v. uit twee handvesten van de Patriarch Wilhelmus, 
waarvan het ene de kanunniken van het H. Graf in ‘t begin van de 
12e eeuw in het bezit stelde van de heilige berg Qarantania en het 
ander in 1136 hun de tienden van Jericho toekende tot onderhoud 
van het klooster en zijn bewoners en hun kerk. 
Sedertdien wordt deze berg met de heilige grot nagenoeg in alle 
bedevaartsoorkonden vermeld. 
Maar, zo redeneert hij verder, het is zeker dat de kruisvaarders 
deze mening of lokalisering niet zelf uitgevonden hebben, maar 
dat zij een bestaande en algemeen aanvaarde traditie 
overgenomen hebben. Deze was bewaard gebleven, dankzij de 
monniken, die vanaf de eerste eeuwen de berg bewoond hebben 
en in navolging van Christus daar een leven van gebed, vasten en 
duivelbestrijding zijn komen leiden. 
De naam alleen ‘berg van Jezus’ vasten’, Qarantania, heeft een 
zekere bekoorlijkheid, wekt belangstelling. Daarom nog, alvorens 
afscheid te nemen, de volgende trekken: 
- 
Hij verheft zich bijna ‘à pic’ of loodrecht vlak tegenover de 
ruïneheuvel van het oude Jericho, tell es-Soeltan, op een 
afstand van nog geen anderhalve km. 
Fascikel 11 
379 
 |