Andreas, Saturninus en andere, die naar Ofra gegaan waren (vorig
nr. 357), zijn op de terugweg, naar nog ergens elders gegaan; nu
zullen zij straks bij Jezus aankomen. Jezus nam weer zijn intrek
bij de synagoge-overste.
De vrijdagavond met het begin van de sabbat, leerde Hij in de
synagoge over een parabel van boomtakken die, door
de wind bewogen, hun eigen bloesems afschudden en
geen vruchten dragen. Ik weet daar alleen nog van
dat Hij daardoor de inwoners er over wilde berispen
dat de meesten onder hen, na de doop van Joannes
ontvangen te hebben, zich niet beterden en de
bloesems van de boetvaardigheid door de eerste de
beste wind van zich lieten afschudden en geen
vruchten voortbrachten. De inwoners waren hier zo. Jezus
koos klaarblijkelijk deze gelijkenis, omdat de boomvruchtenteelt
hun hoofdbestaansmiddel was127. Zij moesten het fruit verre
dragen om het te verkopen, want hun dorp was ver van de
verkeerswegen afgelegen. Zij vervaardigden ook dekens en grof
breiwerk in het groot.
Jezus had tot nog toe geen tegenspraak ontmoet: de mensen in
Dibon en overal in dit gewest waren Hem zeer genegen en
herhaalden telkens opnieuw dat zij nooit zulk een leraar gehoord
hadden; de oudjes onder hen vergeleken Hem met de profeten; zij
127 Boomvruchtenteelt. – Nu nog zijn ze een bestaansmiddel voor de
dorpelingen. Deze teelt is overigens eigen aan geheel Gilead, waar de vijg,
peer, appel, oranje, citroen, granaat, amandel, perzik, abrikoos en
pruimenbomen weelderig in de tuinen en langs de rivieren en beken groeien
(D.B. Galaad, k. 50). Ook zijn het vruchten van prima kwaliteit.
Wij willen hier nog eens terugwijzen naar de bemerking die in fasc. 11, nr.
301, voetnoot 95 gemaakt is, op de eigenschap van Jezus om de
mensen en de zielen te onderrichten naar aanleiding van de
omstandigheden, hun bezigheden, de omringende voorwerpen.
Ginds haalden wij een woord van Jezus aan, die zich dus goed van die
eigenschap bewust is. Hij volgt ze overigens tot heden toe in zijn omgang
met de zielen.
Fascikel 12
397
|