| 
 Andreas met Petrus bij Jezus. 
368. 
24 december = 25 Kislew; Tempelwijdingsfeest der 
Makkabeeën. – 
Nog vóór het dagaanbreken vertrok Jezus uit Tebez en Hij ging 
met de leerlingen eerst oostwaarts. (Hij doorkruiste de vlakte). 
Zich vervolgens naar het noorden wendend ging Hij aan de voet 
van de bergen in het Jordaandal in de richting van Tiberias 
(K. geeft hier eerst in één trek de algemene richting van Jezus’ 
weg. Dan herneemt ze zich: ) Hij trok door Abel-Mehola, een 
schone stad, waar het gebergte zich nu meer (of recht) naar het 
noorden wendt (zie grote kaart 2); het is de geboorteplaats van 
Elizeüs. 
Deze stad strekt zich uit op een berg en ik bemerkte het groot 
verschil in vruchtbaarheid tussen de noord- en de zonnekant. De 
inwoners waren hier tamelijk goed; zij hadden reeds van Jezus’ 
wonderen te Kibzaïm en te Tebez gehoord; zij hielden Hem op de 
weg tegen en gaven Hem hun wens te kennen dat Hij enige tijd 
ook bij hen zou blijven en hun zieken genezen; het begon er uit te 
zien als bij een oploop, maar Jezus vertoefde hier niet lang; Hij 
zette zijn weg voort en trok naast Skytopolis tussen deze stad en 
de Jordaan door. Abel-Mehola kan 4 uren van Tebez liggen. 
Toen ik Jezus van Abel-Mehola verder zag reizen en terwijl de 
andere vrienden reeds in Gennabris waren, kwamen Andreas, 
Petrus en Joannes bij een stadje zowat 6 uren van Tiberias, de 
Heer tegemoet (stadje: onbepaald, b.v. Admah). 
Petrus en Joannes waren in dit gewest gekomen voor enige zaken 
van hun visserij; zij wilden ook naar Gennabris, maar Andreas, 
overhaalde hen om eerst de Heer te gaan begroeten. 
Nu was het dat Andreas zijn broer tot Jezus bracht en dat Jezus 
tot Simon zei: “Gij zijt Simon, Jonas’ zoon, voortaan 
zult Gij Kefas heten.” (= Petrus). Dit geschiedde heel kort 
Fascikel 12 
416 
 |