background image
Jezus nam (te Kafarnaüm) met Andreas, Saturninus en enige
Joannes-leerlingen, ook met Lazarus en Obed (Simeons zoon) zijn
intrek in een huis dat aan de bruidegom Natanael toebehoorde.
Dit huis had van voren een grote open zaal, die met haar
achterzijde aan de kamers grensde. De ouders (versta: vader) van
de bruidegom Natanael leefden niet meer; hij had een aanzienlijk
erfdeel; ook dit huis behoorde hem toe en hij betrok het, wanneer
hij zich voor zaken te Kafarnaüm ophield.
De toekomstige leerlingen die hier van Gennabris aangekomen
waren, hielden zich met een zekere schuchterheid achteruit, want
zij aarzelden tussen het gevoelen en het oordeel van Natanael
Chased, dat gezag bij hen had, en al het wonderbare dat Andreas
en andere Joannes-leerlingen hun over Jezus verteld hadden. Ook
werden zij ten dele door hun natuurlijke vreesachtigheid
weerhouden, en zij lieten zich hierdoor te meer beheersen, daar
Andreas hun gezegd had dat het niet nodig was zich aan Jezus
voor te stellen, dat zij slechts behoefden naar Jezus’ lering te
luisteren en alleen reeds daardoor bewogen zouden worden.
De zogenaamde broeders van Jezus, de zonen van Kleofas (en van
Maria Heli) evenwel kwamen bij Jezus. Jezus hield een
toespraak in de voorzaal van het huis waarin Hij zijn intrek had
genomen.
Genezing van een knaap.
372.
Nu kwam hier tot Jezus de man die reeds twee dagen te
Kafarnaüm op Hem gewacht had. Hij viel voor Jezus’ voeten
neer en zei dat hij de knecht van een heer uit Kedes was: “Mijn
heer smeekt U er om, zei Hij, dat Gij met zijn knecht zoudt
meekomen om zijn zoontje te genezen; het is melaats en door een
stomme duivel bezeten.”
Fascikel 12
422