background image
En onder deze woorden blikte Jezus hem op een doordringende,
ontroerende en herinnerende wijze aan.
376.
Op dit geheimnisvol aanstaren van Jezus ontwaakte in Natanael
opeens de herinnering dat Jezus die voorbijganger was geweest,
wiens ernstige, waarschuwende oogslag hem geheimzinnig
getroffen en met een wonderbare kracht gesterkt had, toen hij die
keer onder een vijgenboom, op de lust- en de speelplaatsen der
baden bij Betulië, zichzelf in bekoring bracht; hij stond naar de
mooie vrouwen te zien, die aan de andere kant van de weide voor
vruchten speelden. De kracht van die oogslag en de overwinning
die hij hem te danken had, was hem in het geheugen gebleven,
maar misschien niet het beeld, het uiterlijk van die man; of, indien
hij mogelijk in Jezus de man van toen dadelijk terugkende, toch
kon hij niet vermoeden of weten dat Jezus toen met zijn blik die
waarschuwende bedoeling had gehad. Nu echter dat Jezus hem
ten bewijze aan die omstandigheid herinnerde en hem opnieuw
met dezelfde doordringende blik bezag, was hij onmiddellijk diep
aangegrepen.
Hij voelde dat Jezus, toen Hij hem dan voorbij wandelde, zijn
gedachten gelezen had en hem een bewaarengel was geweest.
Deze bewustwording maakte de grootste indruk op zijn ziel, want
hij was zo rein van hart, dat de minste onzuivere gedachte hem
zeer bedroefde. Daarom zag hij ogenblikkelijk in Jezus zijn
redder en zaligmaker, en dit doorzien van zijn gedachten door
Jezus was voor zijn rechtgeaard, vlug, edelmoedig en dankbaar
karakter en hart genoeg om hem zonder aarzelen er toe te
brengen, zijn geloof in Jezus in het bijzijn van de leerlingen
vreugdig te belijden.
Na Jezus’ woorden verootmoedigde hij zich voor Jezus en
zegde: “Meester, Gij zijt Gods Zoon, Gij zijt koning van Israël.”
En Jezus sprak verder: “Gij gelooft reeds, omdat Ik zei:
Ik heb u toen onder de vijgenboom gezien, waarlijk,
gij zult groter dingen zien dan dit!”
Fascikel 12
430