Er zullen natuurlijk soorten van dansen geweest zijn; dit schijnt zelfs te
volgen uit de vele woorden die in het Hebreeuws bestaan om een dans aan
te duiden.
Uit de aard van die woorden schijnt op te maken te zijn dat hij meest
bestond uit levendige, cirkel- of bogenbeschrijvende, tamelijk licht en vlug
uitgevoerde bewegingen; de oosterse dans verschilt veel van de westerse;
het is een wandelen, maar meteen een ritmische beweging van het lijf, een
heen- en weerwiegen van het lichaam, een aannemen van bevallige
houdingen, door twee dansers of danseressen symmetrisch weergegeven,
een uitvoeren van geregelde en gemeten bewegingen; deze gaan ook wel
samen met handgeklap en voetgestamp op de cadans van de muziek.
Dit gebarenspel dat de dans vergezelt, is altijd vol uitdrukking en leven, bij
de Joden (niet bij de Egyptenaren) steeds eerbaar en welvoeglijk, zoals dit
nog geldt voor dansen bij Bedoeïenen, niet meer altijd bij de Arabieren.
De dans zoals hij hier door K. beschreven wordt, is karakteristiek voor heel
het oosten en in ‘t algemeen ook nog voor de Arabieren. Dezen hebben ook
nog in Noord-Afrika de gewoonten van het Oosten behouden.
Een dame uit Mostaganem wie ik om haar oordeel vroeg over K.’s
beschrijving van de dans in de nrs. 381 – hier is sprake van dans met
doeken – en in nr. 1011, noteerde
-
bij nr. 381: “Het is exact beschreven. Ik heb persoonlijk dansen gezien,
juist uitgevoerd zoals de zienster die beschrijft.
De dans met de ‘kransen en doeken’ bestaan heden nog en worden
hier genoemd ‘la danse du foulard’.”
-
Bij nr. 1011 noteerde zij: “Alles waar en heel juist beschreven.”
In ‘t jaar 1948, 4 april, las ik in de kalender Pro Apostolis: “Op het eiland Bali
is het dansen geen rondzwieren en voortschuiven, zoals bij ons, maar een
sierlijk bewegen van bovenlijf, armen, handen en vingeren.”
Ook dit is of was eigen aan het Oosten, en K. legt er hier de nadruk op:
de geslachten dansen altijd gescheiden, vrouwen met vrouwen, mannen met
mannen, alleen of in groep.
In een reisverhaal lezen wij: “In het dorp Silwan (ten zuiden van de Olijfberg)
was ik getuige van een bruiloft. Gedurende het hele feest bleven de
mannen van de vrouwen gescheiden.” (Delancker, 176).
Over die scheiding plaatsten wij reeds opmerkingen in fasc. 4, nr. 98,
voetnoot 209 en fasc. 10, nr. 258, voetnoot 73. Hier kunnen wij er als slot
nog bijvoegen: “Deze afscheiding gold op ieder vlak, voor iedere plaats en
ze is nog gebruikelijk in de hele mohammedaanse wereld: aan tafel, op
wandeling, in de moskeeën, bij de Joden in de synagogen en bij de
Fascikel 12
438
|