background image
384.
Van één lot echter zag ik het wonderbaar uitwerksel, namelijk van
het lot van de bruidegom, dat een zonderlinge vrucht was. Dit lot
bestond uit twee vruchten van verschillend geslacht, aan één steel,
zoals bij de kemp.
-
De ene vrucht geleek meer op een vijg,
-
de andere meer op een geribde appel, echter zonder kroontje
van boven, ze was hol (ingebogen);
het is niet gemakkelijk dit uit te leggen; ze was als een navel; er
waren twee zaad- of klokhuisjes boven elkaar er in; het ene
bevatte 4, zo mij dunkt, het andere 3 pitten; fijne witte draadjes
groeiden er van boven uit. Ze was roodachtig, van binnen wit en
rood gestreept; zulke vruchten heb ik gezien in het paradijs.
Nota van Brentano:  
Ongeveer aldus beschreef zij die vrucht; dit lijkt verward; men vraagt 
zich af of zij niet, nu eens de vrucht, dan weer de bloem, of wellicht 
beide terzelfder tijd op het oog had.   
(Dit bekent K. zelf in nr. 385, begin).  
Ik weet nog slechts dat allen verwonderd stonden, toen deze
vrucht aan de bruidegom ten deel viel, en dat Jezus naar
aanleiding ervan hem sprak over het huwelijk, de
kuisheid en over de vruchten welke deze deugd
honderdvoudig voortbrengt.
Hij zette dit alles op zulk een manier uiteen, dat de Joden, in
weerwil van hun hoogachting van het huwelijk, aan zijn woorden
geen aanstoot konden nemen, terwijl sommige leerlingen die
Essenen waren, b.v. Jakobus de Mindere, Hem nog grondiger
begrepen.
Ik zag dat de aanwezigen zich meer over dit dan over de andere
loten verwonderden, en ik hoorde Jezus zeggen dat de
uitwerkselen van die loten of vruchten nog
wonderbaarder zijn dan hun betekenis wonderbaar
Fascikel 12
447