In droomvisioenen verschijnen mij op de hemelse tafelen deze
vruchten altijd met de betekenis die ze hadden vóór de val, maar
nochtans niet zonder enige onduidelijkheid; alles wordt nu
immers door ons verzwakt verstand en door het gebrekkige,
banale gebruik dat wij ervan maken, te verward waargenomen.
De door het bruidspaar gelote en genuttigde vrucht had betrekking
op de kuisheid, en de gedaante die zich uit hen verwijderde, was
de vleselijke onreine begeerte.
Ik weet niet of de door mij geziene gedaante ook door andere
begenadigden in een gelijke helderziende toestand ooit zo gezien
werd; ik weet evenmin of dit het reële uitgaan was van een
zinnelijke geest, vooral uit de bruid, of enkel maar een
voorstelling in lichamelijke vorm om mij te tonen wat er
geestelijkerwijze in haar ziel gebeurde.
Toen de bruid in onmacht viel, nam men haar verscheidene
hinderlijke stukken van haar feestgewaad af en ook verscheidene
ringen van haar vingeren, want er staken er veel op. (Overdadig
gebruik van sieraden door vrouwen, cfr. fasc. 3, nr. 80 en fasc. 15,
nr. 541).
Fascikel 12
451
|