legde Hij zich weer ter tafel. De gerechten werden
opgediend, maar de wijn ontbrak.
Ondertussen hield Jezus een toespraak. De H. Maagd
droeg de verantwoordelijkheid voor dit deel van de maaltijd; zij
zag dus goed toe en bemerkte dat er wijn tekort was. Nu ging zij
bezorgd tot Jezus en herinnerde Hem er aan dat Hij haar gezegd
had dat Hij instond voor de wijn van dit gerecht. Jezus die zo
juist over zijn hemelse Vader gesproken had,
antwoordde haar: “Vrouw, wees niet bekommerd; dit
moet U noch Mij verontrusten, mijn uur is nog niet
gekomen.”
Dit was geen onbeleefdheid of hardheid jegens de H. Maagd.
Hij noemde haar ‘Vrouw’ en niet ‘Moeder’, omdat Hij op dit
ogenblik als Messias, als Gods Zoon een geheimnisvolle
handeling voor de ogen van zijn leerlingen en alle verwanten
wilde stellen en in de kracht en waardigheid van zijn Godheid
wilde optreden.
388.
De verdere uitlatingen van de zienster in deze omstandigheid vat de
Pelgrim (Brentano) meer naar de zin dan naar de letter samen als
volgt.
Jezus sprak tot haar: ‘Vrouw’, omdat Hij als haar zaad de kop van
de slang moest verpletten (Gen. 3, 15). Hier wilde Hij een bewijs
leveren dat Hij ook meer was dan een zoon van Maria, meer dan
de zoon van de hun zo goed bekende vrouw.
Hij noemde haar daarom ‘Vrouw’, omdat Hij op het punt stond te
handelen uit kracht van zijn Godheid, omdat Hij wilde scheppen
of iets van zelfstandigheid veranderen.
Op gelijke wijze noemde Hij zich, zonder hierdoor de minste
afbreuk aan zijn waardigheid te doen, de ‘Zoon des mensen’,
wanneer Hij van zijn aanstaande lijden sprak.
Fascikel 12
455
|