background image
In zulke ogenblikken, waarop Jezus als het mensgeworden
Woord handelde, werd alles, door het feit dat het dat genoemd
wordt wat het is, in waardigheid verheven.
In de heiligheid van de handeling wordt het, doordat het bij
zijn naam genoemd wordt, als met een waardigheid, een ambt
beloond.
Maria was de VROUW die gebaard had Hem, die hier als haar
Schepper aan de wijn herinnerd wordt ten bate van zijn
schepselen, aan wie Hij zijn hoger waardigheid wil openbaren.
Hier wil Hij hun nl. niet tonen dat Hij de zoon van Maria, maar
dat Hij de Zoon van God (en God zelf) is.
Toen Hij later op het kruis stierf, waar Maria bij stond te wenen,
zegde Hij haar ook weer: “VROUW, zie dit is uw zoon”,
hierdoor Joannes verstaand.
Jezus had haar gezegd dat Hij voor de wijn instond.
Door Hem te wijzen op het ontbreken van de wijn, stelt Maria
reeds nu een daad in haar hoedanigheid van Voorspreekster,
Middelares, die zij zal zijn.
Maar de wijn die de Zaligmaker wilde geven, was
meer dan wijn in de gewone zin. Hij had (als
zinnebeeld) betrekking op het geheim van de wijn,
die Hij later in zijn Bloed wilde veranderen.
Daarom zei Jezus: “Mijn uur is nog niet gekomen:
1) Om de beloofde wijn te geven.
2) Om water in wijn te veranderen.
3) Om de wijn in mijn Bloed te veranderen.”
Maria was nu niet meer bezorgd voor de bruiloftsgasten; zij had
haar Zoon gebeden en daarom zei zij tot de dienaren: “Doet alles
wat Hij u zal zeggen.”
Fascikel 12
456