| 
 niet verschilde van die waar eertijds de Verbondsark had 
gestaan, en dat ook de vier stenen in de doopbron dezelfde waren, 
waarop men haar in het bed van de Jordaan had neergezet. 
Zo wist nu ook de Heer alleen dat het deze stenen waren, die nu 
de doopsteen vormden (nl. een doopinstallatie met de 5 genoemde 
stenen gevormd, zoals verder beschreven wordt). 
De Joden hadden sedert lang de plaatsen vergeten, waar die 
stenen gelegen hadden; ook aan de leerlingen was niets daarvan 
bekend. 
Andreas had in de driehoekige steen een ronde kom uitgehouwen, 
en deze rustte op de VIER ondergeplaatste stenen in een vijver 
vol water, dat deze doopinstallatie als een gracht omringde, in dit 
water was water gegoten en gemengd uit de doopbron van Jezus 
op het eiland. Het water in de kom van de driehoekige 
steen was eveneens uit dezelfde doopvijver van Jezus 
en Jezus zegende het. Wanneer de dopelingen in de vijver 
rondom de driehoekige steen (en de vier stenen) afgedaald 
stonden, reikte het water hun tot de borst. 
397. 
Naast deze doopplaats was een soort van altaar, waarop de witte 
doophemden lagen. Twee leerlingen legden de dopelingen de 
handen op de schouders en Andreas en Saturninus, of ook 
dikwijls tot aflossing een andere, doopten hen, terwijl zij met de 
holle hand driemaal water uit de kom op hun hoofd schepten in de 
naam van de Vader, van de Zoon en van de H. Geest. 
Zij die doopten en de handen oplegden, hadden witte lange 
klederen en gordels aan, met lange banden van stoffe, die als 
brede stalen van hun schouders neerhingen. 
Joannes doopte met een schaal die 3 groeven had, waardoor het 
water in 3 stralen op de hoofden vloeide; hij gebruikte andere 
woorden, waarin melding werd gemaakt van Jehova en diens 
gezant. Geen van hen die Joannes’ doop ontvangen hadden, werd 
op deze plaats herdoopt, maar ik meen dat zij wel na de 
Fascikel 12 
487 
 |