dat er nauwelijks een ezel kan gaan160; ze ligt zowat 3 uren van
Jericho, op de grens van Benjamin en Juda (Jos. 15, 7; 18, 18).
Het is een asielplaats voor moordenaars en ander misdadigers, die
hier tegen de doodstraf in veiligheid zijn161.
160 Behendigheid der ezels op bergpaden. – Zie fasc. 4, nr. 109, voetnoot
232.
161 De zienster tekent in weinige woorden als ooggetuige zeer juist het
gewest. Zo spreken er ook reizigers over: een woester, verlatener en
troostelozer gewest dan deze verschrikkelijke woestijn kan men zich
nauwelijks indenken …
Bij Adoemmim ziet men in het lager gedeelte van een bergkloof, die
afgrondelijk diep is, kunstmatige spelonken en uithollingen, waaronder er
zeer oude zijn. Het predicaat ‘verborgen’, dat K. op Adoemmim toepast zal
wellicht van deze dieper gelegen plaatsen te verstaan zijn, want Adoemmim
zelf lag op een heuvel; ook van de verlatenheid en eenzaamheid van het
district.
Wellicht zijn die kunstmatige spelonken ook de steengroeven waarin de
leden van de verbeteringsschool arbeid te verrichten hadden.
Het gewest is des te meer huiveringwekend, daar de doorgang, althans
vroeger, zeer gevaarlijk was. De spelonken en schuiloorden in deze doolhof
Fascikel 12
499
|