background image
stad, in een vlakte of dal, dat twee uren lang en twee breed is
(zie beschrijving ervan in fasc. 8, deel Palestina, E, I. Galilea);
na die 2 uren in de lengte, heeft men de indruk in een ander dal te
komen, het Jordaandal: “Nabij Beisan dringt de rechtervertakking
van de weg als door een soort poort of opening in de vallei van
Beisan, een ondergedeelte van het Jordaandal.” (cfr. Guide bleu,
blz. 241).
Er zijn daar vele boomgaarden met randen (omheining of
begrenzing van opgeworpen aarde). Het is een buitengewoon
vruchtbaar en verrukkelijk boomgaardendal; ik had dit hoekje nog
niet gezien; de meeste bezitters van deze boomgaarden zijn
burgers van Kislot-Tabor en Jizreël. Hier staan vele tenten, steeds
twee en twee op gelijke afstanden; ze worden bewoond door
mensen uit Sikar, die hier het fruit bewaken, verzorgen en
inzamelen; ik meen dat zij dit moeten doen bij wijze van
leendienst; ze lossen elkander af; in ieder zulke tent verblijven
vier man; de vrouwen wonen bij mekaar, afgezonderd van de
mannen voor wie zij koken. Jezus onderrichtte die mensen
in een tent. (Over dit ras van mensen zie fasc. 9, nr. 234,
voetnoot 46).
Hier zijn ook zeer schone vijvers en bronnen die naar de Jordaan
vloeien. De voornaamste bron komt uit (de omgeving van) Jizreël
en wordt hier in het dal opgevangen in een mooie vijver,
waarboven een soort kapel gebouwd is. De bron zendt haar water
uit dit bronnenhuis naar verscheidene andere vijvers in het dal,
waar zich nog andere wateren of beken er mee verenigen, en zo
vloeit ze naar de Jordaan, waarin ze eindelijk uitmondt175.
175 Gelijk K. de vallei van Jizreël beschrijft, zo ziet ze er thans onder de
Joden weer uit: een paradijs. Alleen reeds bij het beschouwen van grote
kaart 2 herkent men bijzonderheden van K.’s beschrijving van de vallei ten
oosten van Jizreël.
Fascikel 13
534