Hier enkele trekken.
Een rijke bron ontspringt aan de oostvoet van de heuvel waarop Jizreël ligt
en die een voorheuvel is van het Gilboa-gebergte. Haar water stroomt in
meerdere beekjes naar de beek die van bij Jizreël komt en links en rechts
verschillende beekjes opneemt.
K. zegt dat deze beek uit Jizreël komt; ze vloeit er in elk geval langs en
ontvangt een half uur verder het water van de grotere bron Djaloed.
Dit is de mooie vijver, waarboven, volgens K. een kapel gebouwd was.
Ziehier de beschrijving ervan in onze tijd.
Die vijver ligt aan de voet van de steile helling van Gilboa; het water komt
met geweld uit de spleten van de rotswand te voorschijn en vult de
uitgestrekte vijver met voortreffelijk water; het vee van het hele gewest komt
er drinken; hij heeft een doorsnede van 20 m. Uit de vijver vloeiend richt het
water zich door twee kanalen naar de bovengenoemde beek van Jizreël.
Beide beken zijn na hun vereniging toereikend om een echte stroom, de
Djaloed te vormen, die langs Skytopolis vloeit en in de Jordaan uitmondt.
Oudtijds was de vijver Djaloed mooi geplaveid; dit plaveisel is zeer vervallen
en tussen de uiteen geweken stenen schieten hoge rietstengels op; in hun
schaduw vermenigvuldigen zich de vissen.
Fascikel 13
535
|