‘s Avonds is Jezus drie uren ver naar Soenem gegaan, een open
stad (zonder muren) op een heuvel. Hij ging ter zijde van (het
eigenlijke) Jizreël door Jizreël, (d.i. door zijn buitenwijken die
zich naar het oosten verlengen. Uit het zuiden komend volgde
Jezus de kleine vallei tussen het Gilboagebergte en zijn
voorheuvel waarop Jizreël gelegen is).
Jezus te Soenem.
416.
27 februari = 1 Adar; Nieuwe Maan. –
Jezus is gisteren, de 26e februari, ‘s avonds met zijn leerlingen
naar Soenem gegaan; het ligt drie uren ten noorden van Jizreël op
een hoogte (de eerste helling van het Klein-Hermongebergte); het
heeft geen muren. Enige leerlingen waren vooruitgegaan om de
herberg bij de ingang van de stad te bestellen.
Het boomgaardendal waaruit Hij kwam (en waar Hij laatst was),
lag ten zuiden (en zuidoosten) van Jizreël.
Hij trok ongestoord aan een zijde door Jizreël en ging dan
noordoostwaarts door naar Soenem.
(Jezus volgt het kleine dal tussen Gilboa en zijn voorheuvel,
waarop Jizreël ligt en door de buitenwijken, zie nr. 415).
Bij Soenem liggen, op een afstand van 1 of 2 uren, nog 2 andere
steden.
moeilijk de steile noordhelling van Gilboa op; hij volgde oostwaarts de vallei.
In de buurt van Abez is een bron, waarbij hij dodelijk gewond werd, zo zal K.
verder vertellen.
Nu vluchtte Saül door een pas op de berg Gilboa en voelende dat zijn einde
naderde, pleegde hij zelfmoord, om niet levend in de handen van zijn
vijanden te vallen. (I Sam. 28 en 31).
Later zal K. ons Saül tonen bij de toverheks van Endor.
Fascikel 13
537
|