background image
Door Jezus’ voorbeeld opgewekt, bracht de zienster een groot
deel van deze stormachtige nachten met uitgestrekte armen in
gebed door, om de slachtoffers van het onweer te helpen, en dit in
zulk een lastige houding en met zulk een intense inspanning, dat
zij buitengewoon afgemat was.
Zij vertelde achteraf dat zij op zee verscheidene schepen in de
grootste nood had gezien.
Dan had zij met een kinderlijk vertrouwen de engelen en heiligen
gesmeekt om, naar Jezus’ voorbeeld, die mensen in hun gevaar ter
hulp te komen; zij had ook het gevoel en de overtuiging bekomen
dat zij, in samenwerking met de zalige hemelingen, de
zeevaarders op die schepen van nut was geweest189.
“Want,” zo verhaalden zij later, “in het dreigendste van het gevaar, toen het
ontredderde vaartuig in de diepte zou verdwijnen, verscheen hun de dienaar
Gods en voerde hen de haven binnen, zonder dat zij konden bespeuren hoe
dit geschiedde.”
189 In haar ‘Herinneringen aan A.K. Emmerick’, blz. 365 verhaalt Louise
Hensel, intieme vriendin van de zienster, hoe ze eens getuige was van zulk
een belevenis van K.
Daar zij geen datum aangeeft, weten wij niet of zij het hier vermelde geval
bedoelt.
Wij geven haar verhaal ingekort weer:
“Op een avond zat ik met mijn naaiwerk in haar kamer bij de lamp, niet te
dicht bij haar bed; zij was in geestverrukking; buiten was de wind
onstuimiger geworden; zijn heftige stoten tegen het venster onthutsten ons.
Opeens veerde zij op, zag mij met ontzetting aan en riep: “Bid! bid!
Een schip met een talrijke bemanning dreigt te vergaan! Ik moet terug!”
Plots viel zij bewusteloos terug op haar bed, waar zij een goed half uur zo
bleef liggen.
Daarna ontwaakte zij, totaal uitgeput, doch zichtbaar getroost.
“Wat is er van het schip geworden?” vroeg ik haar na een poosje.
Zeer moede doch vriendelijk keek zij me aan en sprak: “De bemanning is
gered; het gebeurde aan de Afrikaanse kust.”
Sedertdien kan ik geen wind meer heftig horen gieren, besluit L. Hensel,
of ik voel me levendig gedrongen om voor de zeevarenden te bidden.”
(Akten …über A.K. Emmerick, 365).
Fascikel 13
558