korf droeg, waarin geschenken voor de hoofdpriester lagen; zij
begiftigde hem met schildjes, zoals de priesters er veelal op het
voorhoofd of op de borst dragen; ze waren zeer kostbaar
vervaardigd.
Ook lag in een hoek van de synagoge achter een gordijn op een
praalbed het opgevuld beeld van een man; de jonge dochter nam
***
Dit las Brentano wellicht in de joodse kalender, die luidt als volgt:
13 Adar:
-
Vasten van Ester, klaarblijkelijk ter gedachtenis aan die van koningin
Ester.
-
Ook feest ter gedachtenis van de dood van Nikanor (I Makk. 7, 49 en II
Makk. 15, 36). Sommige Joden willen dat Nikanor gedood werd door
Judit, zuster van Judas de Makkabeeër.
Deze Judit is ons niet bekend uit de H. Schrift noch uit Flavius Josephus,
doch slechts uit de geschriften der rabbijnen.
14 Adar:
-
Eerste Poerim of klein feest der Loten.
In de provincies eindigde de wraakneming der Joden op 14 Adar, doch in
Susa werd ze de 15e nog voortgezet.
Zo stelde Mardokaï het Lotenfeest vast op 14 en 15 Adar.
15 Adar:
-
Tweede Poerim of groot feest der Loten.
De 13, 14, 15 Adar samen worden gewoonlijk genoemd: de dagen van
Mardokaï.
-
Het Nikanorfeest, ofschoon er mee samenvallend heeft niets met het
Mardokaï-feest te maken.
***
De tempelschatting, die ieder Israëliet moest betalen (Ex. 30, 13-15)
vanaf zijn 20e jaar, werd door de inners opgehaald op 15 Adar in de steden,
(zoals K. het ook ziet in nr. 431) en op 25 Adar in de tempel.
(In nr. 435 wordt ook dit door K. vermeld, doch het geschiedt op 24 Adar.
Waarom niet op de 25e?
Zeer waarschijnlijk omdat op 25 Adar een sabbat viel.
Hoe juist dit alles! Zou K. zelf er zich rekenschap van gegeven hebben?
Zou het Brentano opgevallen zijn??)
Fascikel 13
564
|