b) Beeldengroep te Cesarea. –
Het getuigenis van dezelfde kerkgeschiedschrijver Eusebius:
“Nu ik de naam Cesarea-Filippi vermeld, zal niemand het misplaatst vinden,
dat ik hier een feit verhaal, dat de belangstelling van het nageslacht alleszins
verdient.
De aan bloedvloeiing lijdende vrouw, die door Jezus genezen werd, was
afkomstig van Cesarea. Haar huis is er nog te zien. Onder het portiek van
deze woning staat een bronzen standbeeld op een stenen voetstuk;
(door ‘onder’ het portiek, kan men verstaan: ‘in het voorhofje op een lager
niveau dan het portiek’); het beeld stelt die vrouw voor in smekende houding,
met gebogen knie, en de handen opgeheven naar een ander bronzen beeld,
het beeld van een man die zijn mantel achter de rug werpt en de rechterarm
naar de vrouw uitstrekt.
Aan de voet van die beeldengroep groeit een onbekende plant.
Wanneer ze, zo beweert men, de hoogte van de mantelzoom bereikt heeft,
krijgt ze geneeskracht tegen allerlei ziekten.
Voor de Cesareanen staat het vast: dit beeld is de trouwe weergave van
het uiterlijk van O. L. Heer.
Heden is dat monument daar nog te zien; het werd mij aangewezen, toen ik
de stad ging bezichtigen. Ik heb nog meer andere authentieke schilderijen
en beelden gezien, niet alleen van Christus, maar ook van Petrus en Paulus.
Overigens is het een feit dat de ouden het als een plicht beschouwden de
gedachtenis van de weldoeners van de mensheid te vereeuwigen door het
oprichten van standbeelden.” (Eusebius, Kerkgeschiedenis, 7e boek, 18e
katern).
***
Een ooggetuige als Eusebius, katholiek bisschop, geleerd historicus, kan
niet van onwetendheid of kwade trouw verdacht worden; zijn getuigenis is
betrouwbaar.
Rufinus, zijn tijdgenoot, die er verre van af was lichtgelovig te zijn, heeft in
zijn Latijnse vertaling die bladzijde ongewijzigd overgenomen.
Een ander kerkschrijver met name Filostorgius, die anderhalve eeuw later
leefde, voegt in zijn kerkgeschiedenis daar nog de volgende bijzonderheden
aan toe:
“De heidenen van Cesarea maakten gebruik van de regering van Juliaan
de afvallige om dat beeld van de Zaligmaker stuk te slaan;
zij haalden het neer van zijn sokkel en sleurden het door de straten van
de stad.
Fascikel 13
638
|