background image
465.
27 juni. –
In de avond van de 27e juni was de zieneres druk bezig met 
allerhande lappen tot klederen voor arme mensen samen te passen; 
zij sprak ondertussen ook over andere zaken en scheen dan opeens 
haar tegenwoordigheid van geest te verliezen; tenslotte zei zij:  
“Terwijl ik dat alles ordelijk tracht samen te voegen, kom ik
opeens weer tot mezelf en kan dan de kleuren niet meer
onderscheiden, want af en toe krijg ik een blik op Jezus, die daar
op rondwandel is; Hij is nu ten noordoosten van Tyrus, tussen
heuvelen.”
Hierna vertelde zij:  
Heden vroeg, donderdag 27 juni, vingen de leerlingen de
terugweg naar Galilea aan. Jezus ging met Saturninus en de
jeugdige leerling naar het vasteland, 2 uren ten noordoosten van
Tyrus. Daar zie ik Hem nu tussen heuvelen gaan; daar wonen
landlieden in hutten bij boomgaarden; ze zijn bezig met vruchten
in te zamelen218.
218 Jezus tussen heuvelen en boomgaarden. In fasc. 8, (deel Palestina, E,
IV. De kustvlakte vanaf Tyrus tot en met Filistië) is de nadruk gelegd op de
vruchtbaarheid van de kustvlakte in haar ganse lengte. Wij hadden er nog
kunnen bijvoegen dat de eentonigheid van die lange, niet brede vlakte af en
toe onderbroken wordt door een heuvel.
De tegenwoordigheid van Jezus op die plaats schijnt een echo in de traditie
nagelaten te hebben.
Inderdaad, uit het noorden de vlakte afdalend, schrijft Mislin, alvorens Tyrus
bereikt te hebben: “Aan deze kant van Tyrus heeft men lange tijd een steen
getoond, waarop, luidens een traditie, Onze-Lieve-Heer stond om het
volk toe te spreken. Palestinakenners, zoals Quaresmius, Adrichomius,
Jakobus de Vitri beweren dat een vrouw daar tot Jezus geroepen zou
hebben: “Zalig de schoot die U gedragen heeft.”” (I; 322).
De Géramb wijst op dezelfde traditie: “Bij Tyrus toont men een steen,
waarop Jezus gezeten was, toen Hij het woord tot de menigte richtte en
waar een vrouw tot Hem riep.” (II, 255).
Ligt aan die traditie Jezus’ tegenwoordig bezoek misschien ten grondslag?
Fascikel 14
655