Jezus gaat hier en daar tot bij die mensen en
onderricht en vermaant hen; Hij gaat nu ook in een hut om
met de bewoners wat avondeten te gebruiken en vermoedelijk ook
om deze nacht daar te slapen.
Ik heb vergeten gewag te maken van een zeldzame stad, waar
Jezus op zijn reis uit Galilea naar Tyrus doortrok, en die Hij links
liet liggen, toen Hij van Adama naar Tyrus weerkeerde (blz. 353);
ze ligt ten zuidzuidoosten van Tyrus in (aan het zuidwesteinde
van) de akelige strook land Kaboel, die Tyrus van Galilea scheidt;
ze ligt aan de weg die tussen bergen uit Galilea naar Tyrus loopt,
rechts, boven (d.i. ten noorden van de weg; de provincie Galilea
liet tussen zich en de zee een 10 km brede strook land).
De stad is niet buitengewoon groot en door water omringd; en
wanneer de bronnen in het gebergte zwellen, wordt ze dikwijls
overstroomd, zodat de inwoners op het dak van hun huis moeten
wonen. Haar naam is me nu ontgaan; ik heb verscheidene
klanken in het oor, die er in voorkomen: Joris, Sichor, Libna, Ami
en dergelijke, maar ik kan ze niet tot de juiste naam samenvoegen.
(Binnenkort zal Jezus deze stad bezoeken en dan zullen wij een
woord over haar en haar ligging zeggen, en dit met een kaartje
verduidelijken, zie nr. 469).
Fascikel 14
656
|