background image
471.
2 juli. –
De man bij wie Jezus nu herbergt, is een rijke Jood; hij heet
Simeon en is uit het gewest van Samaria222.
222 Hier zien wij Jezus te gast bij de rijke Jood Simeon, banneling uit
Samaria, omdat zijn familie betrekkingen onderhouden had met de
Samaritanen!
Deze mededelingen van de zienster over de genoemde Simeon worden
begrijpelijk en zijn in hun historisch kader terug te plaatsen, wanneer wij
rekening houden met het onderscheid dat nu wordt gemaakt tussen
Samaritanen en Samaritanen.
***
In onze taal is de naam Samaritanen:
1. enerzijds de etnische benaming van een gemengde volksgroep en
2. anderzijds de naam van een joodse religieuze groep.
1. De volksgroep zijn de bewoners van de stad en provincie Samaria,
die men juister Samarianen kan noemen (in het Frans Samaréens, in
het Hebreeuws Shomronim. De naam Samaritanen is via het Latijn tot
ons gekomen).
2. Anderzijds is Samaritanen, als vertaling van het hebreeuwse Shamerim,
de benaming van een vrome joodse religieuze groep of sekte, goed te
onderscheiden van Farizeeën en Sadduceeën.
Alle Shamerim zijn ook Shomronim, maar niet alle Shomronim zijn ook
Shamerim.
Deze laatste naam betekent: onderhouders van de waarheid en de rechte
weg, ‘al-ha-emet’, dus: ‘de ware gerechtigen’, de ‘Hasidim’,
-
die leefden ‘rond de berg Gerizzim’, en ‘rond’ is hier dan eerder spiritueel
te verstaan,
-
zoals wij Katholieken, ons scharen ‘rond’ de H. Stoel van Petrus;
zij hadden hun tempel op de Gerizzim.
***
Volgens Flavius Josephus, (een Farizeeër) werd de schismatieke tempel op
de Gerizzim gebouwd onder de hoge bescherming van Alexander de Grote,
maar verwoest in 129 vóór Christus door Johannes Hyrcanus, hasmonese
vorst-priester in Jeruzalem, die het toen nog hield met de Farizeeën.
(Later werd hij Sadduceeër).
Fascikel 14
666