background image
4. Ik weet, wat ik doen zal, opdat zij mij, wanneer ik uit mijn rentmeesterschap ontzet ben, in
huis zullen nemen.
5. En hij ontbood de schuldenaars van zijn heer één voor één bij zich. Hij zeide tot de eerste:
Hoeveel zijt gij mijn heer schuldig?
6. Hij zeide: Honderd vaten olie. Hij zeide tot hem: Hier hebt gij uw schuldbekentenis, ga vlug
zitten en schrijf vijftig.
7. Daarna zeide hij tot de tweede: En hoeveel zijt gij schuldig? Hij zeide: Honderd zakken
tarwe. Hij zeide tot hem: Hier hebt gij uw schuldbekentenis, schrijf tachtig.
8. En de heer prees de onrechtvaardige rentmeester, dat hij met overleg gehandeld had, want
de kinderen dezer wereld gaan ten aanzien van hun geslacht met veel meer overleg te werk
dan de kinderen des lichts.
9. En Ik zeg u: Maakt u vrienden met behulp van de onrechtvaardige Mammon, opdat, wanneer
deze u ontvalt, men u opneme in de eeuwige tenten.
Uit: NBG-vertaling 1951
Bemerking van Brentano:  
Ongelukkig had zij de uitleg vergeten, maar zowel uit Jezus’ verbod: 
streng jegens de zondaars te zijn, als uit andere uitlatingen van de 
zienster schijnt te volgen  
-
dat de onrechtvaardige huishouder de synagoge voorstelt en  
-
dat de schuldenaars de sekten zijn in haar schoot en ook de 
heidenen.  
Terwijl de synagoge nu nog macht en gezag bezat en nog vol gaven 
en genaden was, moest zij toegevend zijn jegens de sekten en 
heidenen.  Dezen zouden door God in genade ontvangen worden, en 
indien ze nu verdraagzaam was jegens hen, zou ze, eenmaal zelf het 
huis van God uitgejaagd, zich dan met goed gevolg op hun 
voorspraak kunnen beroepen.  
Deze verklaring schijnt om haar waarschijnlijkheid op zijn minst een 
plaats te verdienen onder de andere mogelijke en redelijke 
verklaringen. – Tot hier Brentano.  
*** 
Deze parabel zag K. in beeld voorgesteld.  De beschrijving ervan vult 
3 boekbladzijden, die wij liever, om Jezus’ levensverhaal niet te lang 
te onderbreken, hier overslaan.  Wellicht geven wij ze, aan ‘t einde 
van het werk, met enige andere passages, als toevoegsels, als een 
beetje plaats overblijft.  
Fascikel 14
700