hadden, waren er reeds terug. Hier werd Hij door de
stadsnotabelen ontvangen, die Hem en de leerlingen en de Joden
wijn en brood als voorgerecht aanboden.
Men deed hun ingeleide in de stad en Jezus groette en
onderrichtte er de heidense vrouwen, die, niet ver van de
poort, op een plaats waar zij onderricht plachten te worden, bijeen
gekomen waren om Hem te zien. Zij gaan gekleed, zoals de
Jodinnen, doch ze zijn niet zo zorgvuldig en zedig gesluierd; ze
munten niet uit door schoonheid en, gelijk de mensen in dit
gewest in het algemeen, zijn ze niet groot, maar robuust en gezet.
Jezus trad nu in een grote herberg, waarin men voor Hem een
rijke eremaaltijd had bereid. In dit gewest waren de mensen zeer
gesteld op gastmalen. Jezus en de leerlingen en de Joden aten aan
een tafel alleen. Eerst wilden de Joden hier niet eten, maar Jezus
zegde hun dat de mens niet verontreinigd wordt
door wat mond de ingaat (doch door wat de mond
uitkomt), (cfr. Mt. 15, 11) en dat zij die niet wilden
mee-eten, zijn leer niet volgden, enz. Hij
onderrichtte gedurende de maaltijd de gasten
onvermoeid.
497.
De heidenen hadden hogere tafels dan de Joden en ook
afzonderlijke tafeltjes voor één persoon; zij zaten op kussens met
de benen onder zich gekruist, zoals in het Driekoningenland;
de spijzen waren vissen, groenten, honing, vruchten, en, zoals ik
zag, ook bruingebraden vlees. Jezus betoverde de gasten
zodanig door zijn woord, dat zij ’s avonds, toen Hij
afscheid wilde nemen, zeer bedroefd waren; zij baden Hem
dringend nog te willen blijven, doch Hij liet Andreas en Natanael
bij hen; de heidenen waren zeer gesteld op nieuwigheden (gelijk
Paulus ook ondervond te Athene, Hand. 17, 19-21).
Het donkerde reeds, toen Hij van hen wegging; de woningen van
de vrouwen waren met de achterzijde tegen de wal of vestingmuur
Fascikel 14
709
|