background image
was vervallen, zeer verarmd, bijna gespuis geworden. Hijzelf,
lasterden zij, trekt als een gekke landloper zonder schoenen aan
de voeten, overal rond. Als zijn vader gestorven was, heeft Hij, in
plaats van een eerlijk ambacht uit te oefenen om voor zijn Moeder
de kost te winnen, deze in de steek gelaten, en nu doorzwerft Hij
het land om overal het volk op te stoken. Hij heeft in Galilea een
mooi gezelschap van onwetende en luie vissers gevonden; deze
hebben ook hun familie laten zitten en zijn Hem nagelopen, in
plaats van te werken. Maar men weet reeds met wie men te doen
heeft. Wegens verspreiding van valse leer en onrust onder het
volk, heeft men Hem op het paasfeest uit Jeruzalem gejaagd en bij
dezelfde gelegenheid heeft men ook zijn Moeder naar haar huis
teruggezonden. Doch in plaats van uit die les voordeel te trekken,
draaft Hij nu in Opper-Galilea rond, brengt de mensen het hoofd
op hol en verwekt overal stoornis, onrust en wanorde.
Er waren ook Romeinen in het gezelschap en dezen zeiden van
hun kant: “Het is wonderbaar welk een opzien die landloper baart.
Tot in Rome heeft Hij vrienden.
Lentulus, een figuur uit de aristocratie, een patriciër en staatsman,
is een geestdriftig bewonderaar er van. Telkens als er schepen uit
Judea aankomen, is hij er als de kippen bij, in de hoop door zijn
navraag enig nieuws over Jezus en zijn werken te bekomen.
Vrienden en ondergeschikten in Judea draagt hij op hem
inlichtingen over Jezus te bezorgen.” (zie nr. 505, voetnoot 239).
525.
In het begin van dit gesprek zag ik de goede gesteltenis van
Magdalena weerom verkoelen. Die lastertaal scheen indruk op
haar te maken, doch toen het spotten té banaal werd, begaf zij zich
in een zijvertrek, waar ze zich gewoonlijk ophield. Haar
zelfrespect kwam tegen zulke gemeenheid en ongemanierdheid in
opstand; zij voelde hoe laag ze gezonken was. Vroeger was haar
vriendenkring ten minste verfijnder; zij voelde haar slavernij; zij
dacht aan de woorden van Veronika, aan de zeden van haar eigen
zusters: de ellende drukte haar neer.
Fascikel 14
760