vastgemaakt, die met leder overtrokken waren; er stak een lederen
riem door, waarmee de vrouw de zak aan de arm droeg.
De opening van de zak was eng, maar kon bij het ingieten
trechtervormig opengetrokken en weer gesloten worden. Ledig
hing de zak plat aan de zijde neer; gevuld zette hij zich
rondvormig uit en bevatte dan zoveel als een gewone
wateremmer.
542.
Zo zag ik die vrouw de heuvel moedig opklimmen om uit de bron
water van Jakob voor zich en anderen op te halen.
Ik heb haar zeer lief, want zij is goedaardig, geestrijk en
vrijmoedig; zij heet Dina (van Fotina, zoals zij in het Romeins
martyrologium genoemd wordt); zij is het kind van een gemengd
huwelijk en van de Samaritaanse sekte; zij woont te Sikar, maar
daar is zij eigenlijk niet geboren; men noemt haar daar Salome,
zonder haar verleden te kennen of van haar tegenwoordige
verhouding op de hoogte te zijn. De dorpelingen kunnen haar en
haar vermeende man allerbest lijden, omdat ze beide zo
spraakzaam, gedienstig, vriendelijk en menslievend zijn.
Door de bochten van het pad kon Dina de Heer niet eerder zien,
dan wanneer ze voor Hem trad. Zijn aangezicht, nu Hij daar zo
eenzaam en dorstend aan de weg nabij de bron zat, had iets
buitengewoon verrassend (cfr. fasc. 13, nr. 438, voetnoot 199).
Hij was met een lange, witte tuniek van fijne wol met brede
gordel als met een albe bekleed; het was een profete-rok, die de
leerlingen van zijn gezelschap Hem plachten na te dragen.
Jezus gebruikte die, wanneer Hij in buitengewone openbare
gelegenheden als leraar optrad of als profeet een belangrijk werk
verrichtte, (zoals hier).
Onverwacht zag de vrouw zich vóór Jezus geplaatst.
Een man … op een eenzame plaats … zij schrok.
Automatisch liet ze haar sluier voor haar aangezicht neer en
aarzelde voorbij te gaan, want de Heer zat aan de rand van de
Fascikel 15
814
|