545.
Jezus dorstte bij de bron van Jakob naar de uitverkoren
zielen van Samaria om ze met de levende wateren, waarvan
zij zichzelf afgescheiden hadden, te verkwikken.
Hier bij de bron stond dan, door Dina vertegenwoordigd,
het deel van de afvallige Samaritaanse sekte, dat voor
redding vatbaar was, dat naar dit levende water dorstte en
dat enigermate de geopende hand uitstak om het te
ontvangen.
Samaria sprak door de mond van Dina: “Geef mij, Heer, de zegen
van de belofte; laaf mijn langdurig dorsten, help me het levende
water vinden, opdat ik meer troost ontvangen mag dan uit deze
tijdelijke bron van Jakob, die de enige band is, waardoor wij nog
gemeenschap met de Joden hebben.”
Nadat Dina zo gesproken had, zei Jezus tot haar: “Ga
naar huis, roep uw man en keer terug.” En ik hoorde
dat Hij dit tweemaal zei, om te kennen te geven dat
Hij daar niet gekomen was voor haar alleen, maar
ook om haar stadsgenoten te onderrichten.
Hierdoor zei de Verlosser tot de Samaritaanse sekte:
“Samaria, roep Hem er bij, aan wie gij door een heilig
verbond toebehoort, uw ware echtgenoot, die wettig,
plichtmatig, in een geheiligde echt kinderen uit u verwekt.”
Nu antwoordde Dina aan de Heer: “Ik heb geen man.”
De Samaritaanse sekte beleed voor de bruidegom der zielen
dat ze in geen wettig echtverbond leefde, dat ze aan
niemand echtelijk toebehoorde, dat er uit haar geen
bloesems kwamen, welke de H. Geest kon bevruchten,
dat de Moeder van de Messias in haar midden niet was.
(“en de Messias dus nooit uit haar voortkomen zou.”)
Fascikel 15
819
|