background image
Maar Dina antwoordde aan Jezus: “Ik weet dat de Messias komt;
Hij zal ons dan alles openbaren.”
Door deze woorden uit haar mond zegde hier bij de bron
van Jakob het deel van de Samaritanen, dat enige
aanspraak op de Belofte kon laten gelden:
“Ik geloof aan de Messias, ik verwacht zijn komst, Hij zal
ons helpen.”
Maar nu antwoordde Jezus haar: “Ik ben het, Ik, die met u
spreek!”
En dit was nogmaals hetzelfde als had Hij tot alle
Samaritanen, die zich bekeren wilden, gezegd:
“Samaria, Ik kwam tot de bron van Jakob en had dorst
naar u, gij, het water uit deze bron.
En daar gij Mij gelaafd hebt, beloofde Ik u het levende
water, dat de dorst voorgoed wegneemt.
En gij bekendet Mij, gelovend en hopend, uw verlangen
naar dat water van Mij.
Zie, Ik beloon het u, want gij hebt mijn dorst naar u
gelaafd door uw verlangen naar Mij.
Samaria, Ik ben de bron van het levende water;
Ik die met u spreek, ben de Messias!”
547.
Toen Jezus gezegd had: “Ik ben het, Ik die met u spreek”,
blikte Dina Hem sidderend aan, verbaasd, vol heilige vreugde en
als van de hand Gods geslagen. Opeens bezon en vermande zij
zich, liet haar gevulde waterzak liggen, vergat de bron te sluiten
en snelde de heuvel af naar Sikar, om haar man en allen die zij
ontmoette, te verkondigen wat haar overkomen was.
daarover gekregen, maar wilde ze destijds niet meedelen, om de schijn niet
te wekken met zulke kennis of dieper inzicht te willen pronken.”
Fascikel 15
823