de andere niet kon overwinnen en een eendrachtige
samenleving onmogelijk geworden was, dan mochten
zij scheiden (van tafel en bed) met toestemming van
de andere partij, maar de machtigste mocht de
andere tegen haar wil en zonder schuld van diens
kant, niet wegzenden. Jezus’ betoog haalde evenwel weinig
uit: zij waren zeer geërgerd, protesteerden opgeblazen en bleven
hardnekkig, ofschoon zij Hem niet weerleggen konden.
588.
De schriftgeleerde die te Klein-Sefforis door Jezus overtuigd was,
scheidde zich van de Farizeeën af en verklaarde aan zijn gemeente
dat hij de Wet voortaan zonder enige toevoeging zou uitleggen,
en, indien zij hem dit euvel duidden, dat hij dan zijn ontslag als
leraar geheel en al aanbieden en zich terugtrekken zou.
De tussengevoegde uitleg van de Wet der echtscheiding luidde:
“Indien een van de twee echtgenoten vroeger met een ander
persoon liefdebetrekkingen onderhouden heeft, dan bestaat de
echt niet en die derde, die vroeger met een der tegenwoordige
echtgenoten te doen gehad heeft, kan deze als de zijne opeisen,
zelfs wanneer de beide echtgenoten in goede verstandhouding
leven.”
Jezus verwierp dit onvoorwaardelijk en zei ook dat de
wet der echtscheiding slechts voor een ruw volk
gegeven was (cfr. Mt. 19, 8). Hij veroorloofde een zekere
scheiding (in bepaalde omstandigheden), maar
nooit een tweede huwelijk van de gescheiden
gehuwden.
Twee van de voornaamste Farizeeën, die aan die twist hadden
deelgenomen, bevonden zich juist in zulk een situatie, dat zij uit
de toevoeging of wetvervalsing hun goed recht op echtscheiding
konden afleiden en laten gelden. Daarom hadden zij reeds sedert
geruime tijd die brede wetsinterpretatie ingang doen vinden; hun
aangelegenheid was niet aan anderen bekend, doch Jezus kende
Fascikel 15
904
|