gaf Jezus telkens een kort, weigerend antwoord,
zonder uitleg of betoog.
Te Betsaïda en ook te Kafarnaüm waren grote scharen zieken,
heidenen en Joden aangekomen. Verscheidene groepen reizigers,
die Jezus eergisteren op de overzijde hadden ontmoet, wachtten
nu hier op Hem.
Te Betsaïda waren er grote, openbare herbergen; ze waren met riet
gedekt en de ene voor de heidenen, de andere voor de Joden
bestemd. Boven (aan de noordkant van het dorp) waren heidense
baden, en beneden (aan de zuidkant) waren er joodse.
(We zagen reeds dat de heidense teruggevonden zijn).
22 augustus. –
Petrus had vele zieke Joden binnen de omheining van zijn woning
toegelaten en deze morgen (de 22e) genas Jezus velen van
hen. Hij had gisterenavond tot Petrus gezegd dat hij
voor heden zijn visserij moest laten om Hem te helpen
in de mensenvisserij. Weldra zou Hij hem vragen die
voorgoed op te geven, wanneer Hij hem zou roepen.
Petrus gehoorzaamde, doch niet zonder enige verlegenheid; hij
had steeds het gevoel dat het leven met de Heer te hoog voor hem
was en zijn vermogen te boven ging. Petrus geloofde, zeker, hij
zag Jezus’ wonderen en ondersteunde de Meester; hij gaf en deed
alles gaarne; maar hij was overtuigd en van de mening
doordrongen, dat hij daartoe niet deugde, tegen zulk een taak niet
opgevoed, noch opgewassen was, dat hij te onwetend, te gering, te
eenvoudig, te onwaardig was (cfr. Lk. 5, 8). En daarenboven
kwelde hem ook nog de geheime zorg voor zijn bedrijf en
bestaan. Ook voelde hij zich dikwijls smartelijk getroffen,
wanneer men hem verweet dat hij, een eenvoudige visser, met de
Profeet rondzwierf, zijn huis openstelde voor lediggangers,
dweepzieke oproerlingen en dat hij zijn werk veronachtzaamde.
Dit alles verwekte nog onzekerheid en angst in hem, want hij was
Fascikel 16
967
|