| waren ter zijde verscheidene lommerrijke berghoeken en tuinen met bomen. Jezus onderrichtte en vermaande de zieken die in groepen in een kring rondom Hem gedragen of geleid werden. Verscheidene verlangden Hem hun zonden te bekennen en Hij trad met hen op een afgezonderde plaats. Ik zag hen vóór Hem neervallen en onder tranen hun misdaden bekennen. Onder de heidenen waren er verscheidene die moord en roof op hun reizen begaan hadden. Menigeen liet Hij een tijdlang liggen en wendde zich tot anderen, doch keerde later tot de eersten terug en Hij zei hun dan: “Staat op, uw zonden zijn u vergeven!” 613. Onder de Joden waren echtbrekers en woekeraars. Wanneer Jezus gezien had dat hun berouw gemeend was en nadat Hij hun beternis en restitutie bevolen had, bad Hij met hen, legde hun de handen op en genas hen. Aan velen schreef Hij nog een reinigingsbad voor; vele heidenen zond Hij naar de doop of tot de bekeerde heidenen in Opper-Galilea. De ene schaar trad na de andere vóór Hem en de leerlingen handhaafden de orde. Heden zag ik geen kinderen. Gisteren (de 21e) waren bij Gerasa heidense vrouwen met heel kleine kinderen en andere van middelbare grootte. Jezus ging ook door Betsaïda, waar alles vol mensen liep gelijk op een grote bedevaart. Ook hier zag ik Hem in verscheidene herbergen en op straat zieken genezen. Hierop bezocht Hij met nog anderen het huis van Andreas, waar hun een verversing bereid was. (Het staat aan de noordkant van Betsaïda, dus heel nabij de heuvel Oreimeh). Fascikel 16 970 |