| tijdsverloop in; bij enigen vorderde dit uren; bij anderen dagen, enz. - Ik zag waterzuchtigen die nog wankelend tot Hem konden gaan, en andere die gedragen moesten worden; Hij legde hun meestal zijn hand op het hoofd en de maag: na zijn woorden konden zij zich aanstonds oprichten en gaan, zij voelden zich zeer verlicht en het water trok verder in zweet uit hen weg. - De melaatsen verloren aanstonds na hun genezing de korsten of schubben van hun ziekte, maar zij behielden nog rode plekken, waar de melaatsheid gezeten had. - Degenen die van blindheid, doofheid en stomheid genezen waren, hadden in het begin nog het gevoel van de ongewoonheid van die zintuigen; - ik zag jichtgezwollenen genezen worden: zij hadden geen pijn meer en konden gaan, doch de gezwollenheid was niet als weggevlogen; ze verminderde geleidelijk, maar toch vlug (es wich nur sehr bald). 615. - Kramplijders waren aanstonds genezen; de koortsen namen af, maar die mensen hadden niet in één ogenblik hun volle kracht en frisheid terug; zij genezen als een verwelkte plant, die na de regen heropleeft. - De bezetenen zonken gewoonlijk eerst in een kortstondige onmacht (cfr. Mk. 9, 25), en weer tot zichzelf komend, voelden zij zich verlost; op hun gelaat las men de vrede, doch zij voelden zich nog afgemat. Kortom, alles geschiedde zeer rustig en regelmatig en slechts voor ongelovigen en vijanden hadden Jezus’ wonderen iets verschrikkelijks. Fascikel 16 972 |