| of beter geworden) en zij hielpen de andere zich ontdoen van hun dekking, waarin zij gewikkeld waren. Deze schenen slechts nog een weinig moede en ongewoon aan hun nieuwe toestand; zij sloegen hun bedstoelen samen, namen die op hun schouders en onder het gezang: “Gezegend zij de Heer, de God van Israël, Hij heeft grote dingen aan ons gedaan, Hij heeft zich over zijn mensen erbarmd en ons door zijn Profeet genezen.”, trokken zij alle 12 vreugdig door de verbaasde en toejuichende menigte van daar weg (cfr. Mt. 9, 8). Maar de Farizeeën verlieten zeer geërgerd, beschaamd en vernederd en zonder afscheid van Jezus te nemen, de plaats. Hetgeen hen vooral tergde, was de manier waarop Hij dit alles deed: dat Hij niet van dezelfde gezindheid was als zij, dat Hij in hen niet ‘de rechtvaardigen, de wijzen, de uitverkorenen’ zag en dat Hij omging met mensen, die in hun ogen verachtelijk waren; zij hadden duizend bezwaren, duizend ‘maar’s’ tegen Hem in te brengen. Zij beschuldigden Hem dat Hij niet goed de vasten onderhield, met zondaars, heidenen, Samaritanen en ander gespuis omging, zelf van geringe en verdachte afkomst en zijn leerlingen te grote vrijheid liet, zodat zij aan voornamen niet het verschuldigde respect betoonden. Kortom, in hun ogen was alles verkeerd en toch konden zij niets steekhoudends aanvoeren en geraakten hoe langer hoe meer verstrikt in het net van hun eigen gepieker, van woede en laster; zij konden zijn wijsheid en verbazende wonderen niet loochenen, maar ze baatten hun niet. Wanneer men het leven van Jezus zo ziet, dan constateert men dat, zowel priesters als volk, toen waren zoals nog in onze dagen. Kwam Jezus nu op de wereld, Hij zou het van vele schriftgeleerden en de politie nog erger te verduren krijgen293. 293 Kwam Jezus nu op de wereld. – De zienster maakt hier gewag van de politie of staatsbeambten, omdat zijzelf er vreselijk mee af te rekenen gehad heeft. Ontvoering, onderzoek, mishandeling, gevangenschap, huiszoeking, Fascikel 16 988 |