| - over de afwassing in het badwater, - over de eenheidsband hier onder de badgasten, - over de gelijkheid onder hen en het wederzijds vertrouwen, - over het geheim van het water, - over de uitwissing van de zonden, - over het bad van Joannes’ doop, - over de verbondenheid tussen gedoopten en bekeerden en - over de liefdeband die hen moest verenigen. Bovendien kregen zijn woorden een grote aantrekkelijkheid van de beelden en gelijkenissen, die Hij ontleende aan het mooie jaargetijde, aan de kenmerken van het gewest, aan de bergen, bomen, vruchten, kudden en aan alles rondom hen. Ik zag het gezelschap in een kring in zijn nabijheid treden en elkander groepsgewijze in goede orde afwisselen. Voor elke nieuw bijgetreden groep herhaalde Hij dezelfde enkele waarheden in nagenoeg dezelfde bewoording. Ik weet niet meer nauwkeurig hoe alles die dag op elkaar volgde. Ik zag er enigen die wegens jicht slechts hinkend vooruit geraakten, maar de meesten waren beambten en officieren, die daar hun verlof doorbrachten of ontspanning namen; ik herkende ze aan hun kleding, wanneer zij de plaats verlieten en naar hun respectievelijke garnizoenen in de streek terugreisden, want gedurende hun verblijf in de baden waren zij gelijk gekleed. 629. De mannen waren zeer licht gekleed in zeer dunne, fijne, geelachtige wol. Zij hadden een vrouwenrokje aan van vier losse slippen, die om de lendenen vast waren en als een soort broek tot aan de knieën om de benen hingen; sommigen waren barvoets en Fascikel 16 1002 |