| Jezus legde dit uit, paste het toe en vroeg hoe Lots kinderen gevaren hadden, waar zij uitgekomen waren, en of Abraham zodoende niet alles gewonnen en terugbekomen had? En of wij dan niet behoorden te doen zoals Abraham? Of hem (tot loon van zijn edelmoedigheid) dit rijk (dit land) niet beloofd geworden was? En of hij het ook niet gekregen had? “Maar, zo besloot Jezus, dat rijk was een voorafbeelding van het nu gekomen Rijk van God; de twist van Lot met Abraham was een voorafbeelding van uw onenigheid met uw buur, en nu moet gij doen gelijk Abraham en het Rijk van God trachten te bekomen.” Jezus haalde ook de plaats uit de H. Schrift aan, waarin deze twist verhaald wordt (Gen. 13, 7 vlg.). Naar aanleiding van dit geval onderwees Jezus nog lang de verzamelde oogstarbeiders over het Rijk Gods. De onrechtvaardige boer was er met zijn aanhang tegenwoordig, maar hij hield zich zeer stil en luisterde van ver. Hij had zijn vrienden aangemoedigd om Jezus dikwijls met allerhande strikvragen in de rede te vallen. Zo vroeg een van die vrienden waar Hij met zijn uiteenzetting uiteindelijk heen wilde. En wat Hij met zijn activiteit beoogde te bereiken? Ik weet Jezus’ antwoord niet meer nauwkeurig; het was niet rechtstreeks, maar uitwijkend, zodat zij er niets tegen Hem uit konden besluiten. Ik geloof dat Hij zei, dat, (indien Hij zijn ondervrager te woord wilde staan), zijn uiteenzetting de enen te lang, de anderen te kort zou schijnen. Wat Hij hun aan het verstand wilde brengen, was allemaal ingekleed in gelijkenissen uit de oogst, in parabels, zoals die van de zaaier, het verwerpen en verbranden van het onkruid (Mt. 13, 36- 43), van eeuwig-leven-gevend brood en spijs, enz. Fascikel 16 1022 |