| aan de oostkant van het Meer zou ophouden, (waar vele heidenen waren) en niet in het land van Herodes in Galilea zou komen. In elk geval moesten zij Hem er van af doen zien af te dalen op Herodes’ gebied in de Jordaanvallei. “Het geval van Joannes, zo moesten zij zeggen, strekke U tot waarschuwing, want Herodes zou zich licht genoodzaakt kunnen zien U Joannes’ kerker te doen delen.” Dit gezantschap begaf zich nog heden op reis naar Galilea. Jezus nog te Gennabris. 649. 31 augustus. – Deze morgen leerde Jezus opnieuw in de synagoge zonder veel tegenspraak; want hun opzet was Hem in zijn namiddaglering gezamenlijk aan te vallen. Hij leerde nogmaals afwisselend uit Jesaja en uit Mozes, 5e hoofdstuk (= Deuteronomium). Daar de gelegenheid zich aanbood om van een heiliger onderhouding van de sabbat te spreken (Jes. 56; Deut. 5, 12-15; Ex. 20, 9-11), drong Hij zeer uitvoerig op die plicht aan. De zieken van deze stad hadden zijn hulp niet durven verzoeken, zozeer waren zij door de Farizeeën geïntimideerd. Jezus maakte dan tegen zijn bespieders in de synagoge ook gewag van het gezantschap van Herodes, dat op weg was naar Hem en dat ik gisteren uit Macheront had zien vertrekken en Hij zei: “Als die vossen aankomen, zult gij hen er mee gelasten aan de vos te laten weten, dat hij zich geen zorgen wegens Mij hoeft te maken; hij kan ongehinderd zijn levenswijze voortzetten en zijn ondernemen tegen Joannes volbrengen. Voor het Fascikel 16 1039 |