| overige zal Ik Mij door hem niet laten storen. Ik zal prediken waarheen Ik gezonden ben, in elk gewest en zelfs te Jeruzalem op de tijd en stond dat het moet. Ik zal de Mij toegewezen opdracht ten uitvoer brengen en aan mijn Vader in de hemel daarvan rekenschap geven.” (cfr. Lk. 13, 31). Dit stemde hen zeer bitter. In de namiddag ging Jezus met de leerlingen uit het huis van de Farizeeër Dinotus om buiten de stad een wandeling te maken (de sabbatwandeling). Buiten de poort waar het huis van Natanael stond, ging Andreas hier binnen en riep hem naar beneden. (Zijn kantoor was boven, zegde K. in nr. 374). Natanael stelde aan Jezus nu hier een van zijn neven voor, nog een jongeling, aan wie hij zijn betrekking als schrijver wilde overlaten, om Jezus aanstonds ongehinderd en geheel te kunnen volgen. Ik meen dat hij nu reeds met Jezus zal meegaan. Na deze wandeling keerden zij terug in de stad, waarin aan deze zelfde kant (de noordkant) ook de synagoge stond. Een twaalftal arme veldarbeiders, door het werken ziek geworden, hadden de genezing vernomen van dezelfde ziekte, door Jezus gewrocht aan hun werkkameraden op het oogstveld te Dotaïn (nr. 640, laatste alinea en nr. 644, laatste alinea), en met de hoop op een gelijke genade en genezing hadden zij zich naar de stad voortgesleept; vóór de synagoge hadden zij zich in een rij geplaatst om Jezus’ hulp, wanneer Hij naar de synagoge kwam, af te smeken. Jezus sprak hun in het voorbijgaan troostwoorden toe, en, daar zij Hem dringend om genezing baden, wekte Hij hen op om nog wat geduld te hebben. (Over deze ziekte plaatsen wij later een nota). 650. Jezus werd op de voet gevolgd door de schriftgeleerden. Dezen konden hun toorn niet bedwingen, toen zij zagen hoe vreemde zieken zich verstoutten Jezus om genezing te bidden, daar zij tot Fascikel 16 1040 |